
Jurisprudentie
BJ5428
Datum uitspraak2009-08-14
Datum gepubliceerd2009-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/7032 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/7032 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Zorgvuldig medisch onderzoek. Belastbaarheid niet overschat. Geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt voor appellante.
Uitspraak
07/7032 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 november 2007, 07/1208 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2009. Appellante is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. L.E.J. Vleesenbeek, kantoorgenoot van mr. Haze, voornoemd. Namens het Uwv is verschenen mr. M.K. Dekkers.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was laatstelijk werkzaam als verzorgingshulp B voor 30 uur per week en is voor die werkzaamheden op 17 juni 2002 uitgevallen wegens zwangerschapsklachten (bekkeninstabiliteit/rugklachten).
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellante met ingang van 12 mei 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 22 oktober 2006 ingetrokken op de grond dat haar arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedroeg.
2. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts P. van de Merwe. Deze verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en daarbij kennis genomen van de door appellante tijdens de bezwaarfase overgelegde medische informatie, waaronder de brief van reumatoloog C.L. Jonckheere van 13 oktober 2006. In het rapport van 22 januari 2007 heeft Van de Merwe geconcludeerd dat er geen aanleiding was om af te wijken van de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellante, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 juli 2006. Bezwaararbeidsdeskundige J.W. van Zijl heeft de passendheid van de geduide functies opnieuw beoordeeld en in het rapport van 7 februari 2007 geconcludeerd dat twee van de primair geduide sbc-codes dienen te vervallen. Er blijven echter voldoende functies over om de schatting op te baseren. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante blijft daarmee ongewijzigd minder dan 15%. Bij besluit van 23 februari 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 augustus 2006 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit op een voldoende medische grondslag berust. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gezien om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante ongeschikt te achten.
4. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante de in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden en argumenten in essentie herhaald. Appellante is van oordeel dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. Tevens acht appellante zich niet in staat om de geduide functies te verrichten.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad heeft in het hoger beroep van appellante geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank heeft gegeven. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Tevens blijkt naar het oordeel van de Raad uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellante heeft overschat. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat uit het rapport van bezwaarverzekeringsarts Van de Merwe van 22 januari 2007 blijkt dat bij het opstellen van de FML van 4 juli 2006 rekening is gehouden met de uit M. Bechterew voortvloeiende rug- en gewrichtsklachten van appellante, evenals met de longklachten. Voorts heeft appellante in hoger beroep geen nadere medische informatie overgelegd die een ander licht werpt op haar medische situatie op de datum in geding. Ten slotte ziet de Raad geen aanleiding om appellante te volgen in haar ter zitting van zowel de rechtbank als de Raad naar voren gebrachte stelling dat er geen lichamelijk onderzoek zou zijn verricht door de verzekeringsarts. Daarbij neemt de Raad, evenals de rechtbank, in aanmerking dat in het rapport van verzekeringsarts W.A. Kooijman van
4 juli 2006 uitgebreid verslag is gedaan van het verrichte lichamelijk onderzoek.
5.3. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om te oordelen dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van receptionist, baliemedewerker (sbc-code 315150), samensteller metaalwaren (sbc-code 264140) en wikkelaar samensteller (sbc-code 267050) in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellante. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat het Uwv wat betreft de belasting op het item 4.14 (tillen of dragen) in de functie van samensteller metaalwaren (sbc-code 264140) ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat het aantal te tillen kilo’s wordt gecompenseerd door de lagere frequentie waarin getild/gedragen moet worden. Wat betreft de functie van wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) heeft het Uwv ter zitting toegelicht dat de bijzondere belasting op het item 4.7 bestaat uit het hanteren van tangen. Dit is volgens het Uwv een andere belasting dan het maken van schroefbewegingen, waarvoor appellante beperkt is. In dit verband merkt de Raad nog op dat, indien al zou moeten worden aangenomen dat voornoemde functies vanwege overschrijding van de belastbaarheid van appellante op het item 4.14 respectievelijk item 4.7 dienen te vervallen, er nog voldoende functies resteren om de schatting op te baseren. Daarbij blijft de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd minder dan 15%. Hetgeen appellante in hoger beroep ter zitting heeft aangevoerd met betrekking tot overschrijding van de belasting in de geselecteerde functies kan de Raad, mede gelet op de in de FML voor appellante aangehouden beperkingen, niet tot het oordeel leiden dat de arbeidskundige beoordeling niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden.
5.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2009.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) A.E. van Rooij.
EV